Ze stoppen daar allebei.
Welke bus moet ik dan hebben?
Weet u hoe lang het rijden is?
O, kijk, daar komt de bus al aan!
O, dat weet ik niet.
Niet veel langer.
Mooi zo.
Lijn twaalf of lijn vijf?
Lijn twaalf komt pas over een half uur, maar lijn vijf zou hier over drie minuten moeten zijn.
Ja meneer, welke bus bedoelt u?
Ik moet naar Spijkenisse.
Ik denk een kwartier.
Graag gedaan en nog een goede reis!
Dank u wel, hoor.
Dan maakt het niet uit.
Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?
Bert loopt naar een bushalte en ziet daar een andere reiziger staan.