Ik wist dat je het ging verprutsen.
Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.
Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.
Ik weet dat Tom een slager is.
Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.
Ik weet dat je ons niet vertrouwd.
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.
Ik vind dat leuk.
Ik moet dat rapport vandaag zien.
Ik zei dat alleen om te lachen.
Ik beloof je dat je veilig bent.
Ik had dat niet moeten eten.
Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Ik denk dat thuisonderwijs een redelijk educatieve keuze is.
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Ik denk dat ik Tom kan vinden.
Ik denk dat dat heel belangrijk is.
Ik denk dat dit mijn fiets is.
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
Ik denk dat we enkele limieten moeten stellen.