"thank (1st person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Yes, thank you.	Ja, dank u.
	No, thank you!	Nee, dank u!
	thank you	dank u wel
	I am fine, thank you.	Het gaat goed, dank je.
	I am very well, thank you.	Het gaat heel goed, dank u.
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	Thank you, goodbye!	Dank je wel, tot ziens!
	Thank you, you too	Dank je wel, jij ook
	Thank you for your recommendation.	Dank je wel voor de aanbeveling.