En uit het geboomte kwamen eensklaps drie prachtige witte zwanen te voorschijn
En de andere zwanen bogen zich voor hem.
En de zwanen zwommen om hem heen en streelden hem met hun snavels.
Het draaide zich als een tol in het water rond, strekte zijn kop hoog in de lucht naar de zwanen uit en gaf zulk een luide en zonderlinge schreeuw, dat het er zelf van schrikte
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe
zwanenei
de zwanen
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen