"stands (3nd person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	stands (3nd person singular)	staat
	Is the door open?	Staat de deur open?
	She is behind the table.	Zij staat achter de tafel.
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	The field is full of flowers.	Het veld staat vol bloemen.
	You are next to the table.	Jij staat naast de tafel.
	The building is on fire.	Het gebouw staat in brand.
	Tom is standing right behind me, isn’t he?	Tom staat vlak achter me, niet?
	There is a red cross on the map.	Er staat een rood kruis op de kaart.
	Your contact is in the address book.	Je contact staat in het adresboek.
	The vacancy is open.	De vacature staat open.
	This train is about to depart.	Deze trein staat op het punt te vertrekken.
	The decision is final.	Het besluit staat vast.
	He is on the edge of the abyss.	Hij staat op de rand van de afgrond.
	The barn is in the countryside.	De schuur staat op het platteland.
	The cow is chewing the cud in the meadow.	De koe staat in de wei te herkauwen.
	The coat rack is in the hallway.	De kapstok staat in de gang.
	The washing machine is in the utility room.	In de bijkeuken staat de wasmachine.
	The refrigerator is open.	De koelkast staat open.
	My phone is on the table.	Mijn telefoon staat op tafel.