Pronouns 3 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	they have	zij hebben
	two hundred and one (201 )	tweehonderdeen
	I know where he is.	Ik weet waar hij is.
	I don’t know where she is.	Ik weet niet waar ze is.
	I don’t know where he is.	Ik weet niet waar hij is.
	How should I know?	Weet ik veel!
	four eight one	vier acht één
	they were	zij waren
	nine one five	negen één vijf
	They were mine.	Ze waren van mij.
	for the time being	vooralsnog