Laat mij het ei eens zien!
Ze kwam om het zelf te doen.
Hoe gaat het met je vader?
Yanni heeft een auto nodig.
Ik heb een nieuwe auto nodig.
Ik ben tegen negen uur terug.
tweeduizend eenentwintig
Yanni ging terug naar zijn kamer.
tweeduizend dertien
tweeduizend tweeëntwintig
de bus
een bus
dit geld
het geld
te laten
ik moest
jij moest
hij moest
Ik heb geen geld.
Ik heb geld nodig.