Ik heb het nog niet nodig.
waartegen
Wie is het?
de kinderen
mijn kinderen
Deze kinderen zijn ook van Tom.
wie ook
Wie weet.
de kamer
een kamer
veel op elkaar
u bent
Ze kwam!
als je goed bent
Hoe gaat het?
honderdtien
tien over vijf
eenentwintig
Tom had iets nodig.
Hoe gaat het met je?