People 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the neighbour	de buurman
	the boys	de jongens
	the minister	de minister
	the colleagues	de collega’s
	best friend (female)	beste vriendin
	the husband	de echtgenoot
	My neighbor is crazy.	Mijn buurman is gek.
	a husband	een echtgenoot
	the prime minister	de eerste minister
	her husband	haar echtgenoot
	Guys, we need to talk.	Jongens, we moeten praten.
	Tom was my husband.	Tom was mijn echtgenoot.
	He likes to mock colleagues.	Hij houdt ervan de draak te steken met collega’s.
	Tom isn’t like other boys his age.	Tom is niet zoals andere jongens van zijn leeftijd.
	the maiden	de meid
	the Muslim	de moslim
	the emperor	de keizer