"party" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the party	het feest
	The party’s over.	Het feest is voorbij.
	Who else is going to the party?	Wie gaat er nog meer naar het feest?
	The party was completely to his liking.	Het feest was helemaal naar zijn zin.
	We need to rent a room for our party.	We moeten een ruimte voor ons feest huren.
	We discussed how we could organize the party.	We bespraken hoe we het feest konden organiseren.
	It was a thrilling party.	Het was een zinderend feest.
	We have to prune the hedge before the party.	We moeten de heg snoeien vóór het feest.
	Tom showed up at the party already drunk.	Tom arriveerde dronken op het feest.
	He wore a classy outfit to the party.	Hij droeg een deftige outfit naar het feest.
	A prize will be raffled at the party.	Tijdens het feest wordt een prijs verloot.
	Despite his fatigue, he greeted everyone kindly at the party.	Ondanks zijn vermoeidheid begroette hij iedereen minzaam op het feest.