het ziekenhuis
het schilderij
De emmer was vol water.
Tom is de hitte gewend.
de regenboog
Hij is lid van de golfclub.
de fietsmand
achter de schermen
het perensap
Hij gaf een bot aan de hond.
de verschillen
de gouden medaille
de deskundigen
de watertrog
Tom viel van het balkon.
de havermout
de perenboom
Dit past binnen het kader.
het voornaamste
het slachtoffer