Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
Parts of speech Dutch Courses
Particles Courses
Particles 1 Course
Particles 1 Examples Lesson
Particles 1 Examples Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
the centre of town
het centrum van de stad
the root word
het grondwoord
Tom never helps in the kitchen.
Tom helpt nooit in de keuken.
How do I get to the centre?
Hoe kom ik bij het centrum?
The police are looking for Tom.
De politie is op zoek naar Tom.
For me, the weekend is music.
Voor mij is het weekend muziek.
When does the meeting start?
Wanneer begint de vergadering?
the summer holidays
de zomervakantie
The meeting is almost over.
De bijeenkomst is bijna voorbij.
When is Santa Claus coming?
Wanneer komt de kerstman?
Tom got angry at the children.
Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
the shopping centre
het winkelcentrum
Finally the big egg opened.
Eindelijk ging het grote ei open.
This is the kind of music that I like.
Dit is het soort muziek dat ik leuk vind.
Sunday is the last day of the weekend.
Zondag is de laatste dag van het weekend.
Find the right answer for each question.
Vind het juiste antwoord voor elke vraag.
Saturday is the first day of the weekend.
Zaterdag is de eerste dag van het weekend.
the chick flick
de meisjesfilm
Finally one egg after the other opened.
Eindelijk ging het ene ei na het andere open.
Tom is shopping at the shopping centre.
Tom is aan het winkelen in het winkelcentrum.
Pagination
First page
« First
Previous page
‹ Previous
…
Page
26
Page
27
Page
28
Page
29
Current page
30
Page
31
Page
32
Page
33
Page
34
…
Next page
Next ›
Last page
Last »