"over; about" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch Sort ascending	Status
	Yanni lied about his age.	Yanni loog over zijn leeftijd.
	We don’t know anything about Istanbul.	We weten niets over Istanboel.
	What were you talking about? (you plural)	Waar hadden jullie het over?
	twenty five to eleven	vijf over half elf
	Tell me something about yourself.	Vertel mij eens iets over jezelf.
	Tell me more about yourself.	Vertel me meer over jezelf.
	Divided into five branches, 85 colleagues develop in Java, Ruby and PHP.	Verdeeld over vijf vestigingen ontwikkelen 85 collega’s in Java, Ruby en PHP.
	Today I’ve learned something about home education in the Netherlands.	Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.
	ten past five	tien over vijf
	twenty to six	tien over half zes
	twenty to nine	tien over half negen
	ten past eight	tien over acht
	Summon up your knowledge about difficulty, style, scope...	Som je voorkennis op over moeilijkheidsgraad, stijl, strekking...
	On the table there was a white tablecloth	Over de tafel lag een wit tafellaken uitgespreid
	all over the world	over de hele wereld
	Now it ran away and flew over the fence.	Nu liep het weg en vloog over de schutting.
	Line twelve only comes in half an hour, but line five should be here in three minutes.	Lijn twaalf komt pas over een half uur, maar lijn vijf zou hier over drie minuten moeten zijn.
	quarter past four	kwart over vier
	Can you tell us more about yourself?	Kan je ons meer vertellen over jezelf?
	Can you tell us more about your products?	Kan je ons meer vertellen over je producten?