Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
"old (inflected form)" Practice Lesson
"old (inflected form)" Practice Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
old
(inflected form)
oude
the old woman
de oude vrouw
an old woman
een oude vrouw
an old duck
een oude eend
an old table
een oude tafel
an old farm
een oude boerderij
Tom and Mary bought an old farm.
Tom en Mary hebben een oude boerderij gekocht.
I’m looking for an old man.
Ik zoek een oude man.
a six-year-old boy
een zes jaar oude jongen
Tom has to buy new shoes, because his old ones are already worn out.
Tom moet nieuwe schoenen kopen, want zijn oude zijn al versleten.
My old shoes are completely worn out.
Mijn oude schoenen zijn helemaal versleten.
an old lady
een oude dame
thought the old queen
dacht de oude koningin
his old robe
zijn oude gewaad
the old wizard
de oude tovenaar
an old servant of the castle
een oude bediende van het kasteel
The old carriage stood next to the castle.
De oude koets stond naast het kasteel.
We were going to visit an old lady.
We zouden een oude dame gaan bezoeken.
“Let me see the egg that won't open!” said the old duck.
“Laat mij het ei, dat niet wil opengaan, eens zien!” zei de oude eend.
Keep your decency and bow to the old duck that you see there.
Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet.
Pagination
Current page
1
Page
2
Page
3
Next page
Next ›
Last page
Last »