Nouns Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	disasters	rampen
	Paris	Parijs
	round (diminutive)	rondje
	curls	lokken
	rags	lompen
	veil	sluier
	corpse (diminutive)	lijkje
	carpet	tapijt
	tuna	tonijn
	cognac	cognac
	options	opties
	sister (long form)	zuster
	sisters	zussen
	armpits	oksels
	goals	doelen
	creatures	wezens
	curse	scheld
	tirade	tirade
	office	bureau
	washer	wasser