Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	her hands on her lap	haar handen op haar schoot
	the supporter	de voorstander
	the events	de evenementen
	the cesarean section	de keizersnede
	the curse	de vervloeking
	the memory	de herinnering
	the ambassador	de ambassadeur
	we will get your trunk	wij halen je hutkoffer
	I’m from England.	Ik kom uit Engeland.
	the looters	de plunderaars
	the views	de opvattingen
	the transaction	de verrichting
	the shoelace	de schoenveter
	the headphones	de koptelefoon
	Work with a partner.	Werk met een partner.
	the amount	de hoeveelheid
	the antibiotics	de antibiotica
	the footsteps	de voetstappen
	a calibrated scanner	een geijkte scanner
	the hinges	de scharnieren