Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	John’s hand is clean.	De hand van Jan is rein.
	detention houses	detentiehuizen
	metal detector	metaaldetector
	the coach	de touringcar
	his quest	zijn zoektocht
	the tempers	de gemoederen
	the mood	de gemoederen
	a tip of ten euros	een fooi van tien euro
	the accession	de toetreding
	the suggestions	de suggesties
	skipping rope	touwtjespringen
	the frustration	de frustratie
	advance payments	voorafbetalingen
	delivery platform	afleverplatform
	an adjustment	een aanpassing
	an addition	een aanvulling
	the seed (in a competition)	het reekshoofd
	Do you have cauliflower?	Heb je bloemkool?
	The pussycat is a pet.	De poes is een huisdier.
	save beneficiary	bewaar begunstigde