Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the company director	de directeur
	the wardrobe	de kleerkast
	the feelings	de gevoelens
	the communions	de communies
	the fairs	de kermissen
	the service	de bediening
	the postcard	de postkaart
	the terraces	de terrassen
	the inspection	de inspectie
	to make the bed	het bed opmaken
	the walk	de wandeling
	the pessimist	de pessimist
	I know Tom lied.	Ik weet dat Tom loog.
	the detective	de detective
	I caught three fish.	Ik ving drie vissen.
	the intention	de bedoeling
	Tom confessed.	Tom heeft bekend.
	customs officer	douanebeambte
	the quest	de zoektocht
	giant banger	reuzenknaller