Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Can I get insurance?	Kan ik verzekering krijgen?
	Yanni left work immediately.	Yanni vertrok meteen op het werk.
	Tom forgot to mail the letter.	Tom vergat de brief op de post te doen.
	What are the different options?	Wat zijn de verschillende opties?
	Tom responded instantly.	Tom heeft meteen geantwoord.
	Tom answered right away.	Tom heeft meteen geantwoord.
	My oldest son’s name is Tom.	De naam van mijn oudste zoon is Tom.
	I used to play the trombone.	Ik speelde vroeger de trombone.
	a relative	een bloedverwant
	The king is shrewd.	De koning is scherpzinnig.
	the electronic system	het elektronisch systeem
	Tom tripped on a root.	Tom is over een wortel gestruikeld.
	air pollution	luchtverontreiniging
	Have you already read the newspaper today?	Heb je vandaag de krant al gelezen?
	Who won the game?	Wie heeft de wedstrijd gewonnen?
	the town hall with a pump in front of it	het raadhuis met een pomp ervoor
	I want to buy this dictionary.	Ik wil dit woordenboek kopen.
	I was lost in the crowd.	Ik raakte verdwaald in de menigte.
	Yanni can stop whenever he wants.	Yanni kan stoppen wanneer hij wil.
	Yes, there is a new one!	Ja, er is een nieuwe bijgekomen!