Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m terrified of dogs.	Ik ben doodsbang van honden
	The kids grew so much.	De kinderen groeiden zo veel.
	My dad used to drive a Beetle.	Vroeger reed mijn vader een Kever.
	Charlie and the Chocolate Factory	Sjakie en de chocoladefabriek
	By the way, do you play the violin?	Overigens, speelt gij viool?
	Tom enjoys telling jokes.	Tom houdt van moppen vertellen.
	the gearbox	de versnellingsbak
	The toll of the pandemic was heavy.	De tol van de pandemie was zwaar.
	the resurrection	de wederopstanding
	I’d like to be Picasso.	Ik zou wel willen Picasso zijn.
	a floating community	een drijvende gemeenschap
	Where did Yanni learn to make baskets?	Waar leerde Yanni manden maken?
	Idleness leads to failure.	Luiheid leidt tot mislukking.
	a small round mirror	een klein, rond spiegeltje
	relative clause	betrekkelijke bijzin
	a tin of brown shoe polish	een blikje bruine schoensmeer
	the reliability	de betrouwbaarheid
	cultural performances	culturele voorstellingen
	a net with much finer mesh	een net met veel fijnere mazen
	the impunity	de straffeloosheid