Nouns 97 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the attempt	de poging
	the crisis	de crisis
	the baker	de bakker
	the beak	de snavel
	the apron	de schort
	the balcony	het balkon
	the desk	het bureau
	a desk	een bureau
	a baker	een bakker
	the danger	het gevaar
	an apron	een schort
	her beak	haar snavel
	travel agency	reisbureau
	at the baker’s	bij de bakker
	food crisis	voedselcrisis
	police station	politiebureau
	I’m a baker.	Ik ben een bakker.
	My husband is a baker.	Mijn man is bakker.
	The balcony is small.	Het balkon is klein.
	Tom fell off the balcony.	Tom viel van het balkon.