Nouns 71 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the announcement	de melding
	the sale	de verkoop
	the sheep (plural)	de schapen
	the fight	het gevecht
	this weekend	dit weekend
	the weekend	het weekend
	a weekend	een weekend
	the product	het product
	muscle tissue	spierweefsel
	the story	het verhaal
	a tissue	een weefsel
	error message	foutmelding
	sick report	ziekmelding
	at the weekend	in het weekend
	What are you selling?	Wat verkoop je?
	sheepskin	schapenvacht
	the whole story	het hele verhaal
	What’s their story?	Wat is hun verhaal?
	I’ll let you be the judge of that.	Dat oordeel is aan u.
	I am shearing the sheep.	Ik scheer de schapen.