het werk
op het werk
Dat was mijn werk.
Yanni heeft wat werk te doen.
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
Yanni kwam thuis van zijn werk.
de tuin
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
de deur
de melk
het weer
het eten
avondeten
de wijn
op tafel
de tafel
mooi weer
een tafel
Jan werkt hier.
Waar werkt Jan?