Nouns 65 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the cheese	de kaas
	the glasses	de bril
	the source	de bron
	the hallway	de gang
	the soul	de ziel
	the wave	de golf
	the raven	de raaf
	a raven	een raaf
	the end	het eind
	his glasses	zijn bril
	golf club	golfclub
	at the end	op het eind
	I ate some cheese.	Ik at wat kaas.
	Do you have cheese?	Heeft u kaas?
	aisle seat	gangplaats
	mothersoul	moederziel
	a white raven	een witte raaf
	the end of the day	het eind van de dag
	She wears glasses.	Zij draagt een bril.
	Tom doesn’t wear glasses.	Tom draagt geen bril.