Nouns 56 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the nature	de natuur
	the barn	de schuur
	the tomatoes	de tomaten
	the turban	de tulband
	the furniture	de meubels
	the pieces	de stukken
	tomato juice	tomatensap
	the castle	het kasteel
	the light	het lichtje
	to go cycling	gaan fietsen
	I make furniture.	Ik maak meubels.
	bicycle shop	fietsenwinkel
	The barn is big.	De schuur is groot.
	colour television	kleurentelevisie
	I want a can of tomatoes.	Ik wil een blik tomaten.
	She was wearing a turban.	Ze droeg een tulband.
	They sell furniture.	Ze verkopen meubels.
	Sami wears a turban.	Sami draagt een tulband.
	I ordered new furniture.	Ik bestelde nieuwe meubels.
	Dogs can't tell colors apart.	Honden kunnen kleuren niet onderscheiden.