Nouns 49 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the toilet paper	het toiletpapier
	the cart	de kar
	the mass (church)	de mis
	the chin	de kin
	the bag	de zak
	backpack	rugzak
	high mass	hoogmis
	the stairs	de trap
	barn owl	kerkuil
	the leg	het been
	double chin	onderkin
	sleeping bag	slaapzak
	Can I have a bag?	Mag ik een zak?
	I miss Australia.	Ik mis Australië.
	Sami has money.	Sami heeft geld.
	An owl is a bird.	De uil is een vogel.
	the snow-white owl	de sneeuwwitte uil
	An owl is on the roof.	Er is een uil op het dak.
	Sami ordered flowers.	Sami bestelde bloemen.
	Sami needs to use the bathroom.	Sami moet de badkamer gebruiken.