Nouns 34 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	i.e.	m.a.w.
	during a weekend	tijdens een weekend
	boy’s name	jongensnaam
	several years ago	een aantal jaar geleden
	a six-year-old boy	een zes jaar oude jongen
	the centre of town	het centrum van de stad
	You have some books.	Je hebt een aantal boeken.
	How do I get to the centre?	Hoe kom ik bij het centrum?
	someone with less experience	iemand met minder ervaring
	There are two days in a weekend.	Een weekend heeft twee dagen.
	For me, the weekend is music.	Voor mij is het weekend muziek.
	Sunday is the last day of the weekend.	Zondag is de laatste dag van het weekend.
	Saturday is the first day of the weekend.	Zaterdag is de eerste dag van het weekend.