Nouns 32 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It’s already summer.	Het is al zomer.
	summer holidays	zomervakantie
	a small fire	een kleine brand
	I am eating my apple.	Ik eet mijn appel.
	This is my choice.	Dit is mijn keuze.
	I make a choice.	Ik maak een keuze.
	They have an apple.	Ze hebben een appel.
	The car was on fire.	De auto stond in brand.
	rule of law	rechtsstaat
	I have a sore throat.	Ik heb pijn aan mijn keel.
	Yanni is here with Skura.	Yanni is hier met Skura.
	legal system	rechtssysteem
	The building is on fire.	Het gebouw staat in brand.
	They were at each other’s throats.	Ze vlogen elkaar naar de keel.
	I still have a sore throat.	Mijn keel doet nog steeds pijn.
	Yanni gave Skura his phone.	Yanni gaf Skura zijn telefoon.
	I hope the hotel is better now	ik hoop dat het hotel nu beter is
	Yanni saw Skura with her mom.	Yanni zag Skura met haar moeder.
	I can recommend a good hotel.	Ik kan een goed hotel aanbevelen.