Nouns 20 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a white horse	een wit paard
	and the tomcat said	en de kater zei
	Give the command!	Geef het bevel!
	Is that an order?	Is dat een bevel?
	That’s an order.	Dat is een bevel.
	twelve thousand (12,000)	twaalfduizend
	one hundred and twelve (112 )	honderdtwaalf
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	the new order	het nieuwe bevel
	this is a white horse	dit is een wit paard
	Can I see in the kitchen?	Mag ik de keuken zien?
	eight plus four equals twelve	acht plus vier is twaalf
	Do you have news from your wife?	Heb je nieuws van je vrouw?
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	Ask the tomcat about it.	Vraag er de kater maar eens naar.
	Yanni too has a wife and child.	Ook Yanni heeft een vrouw en kind.
	He ordered me to stand up.	Hij gaf me het bevel om op te staan.
	I had no idea that Mary was your wife.	Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
	My orders are to go with you.	Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.