Nouns 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	eight and eight	acht en acht
	eight two	acht twee
	nine and nine	negen en negen
	three nine	drie negen
	nineteen (19)	negentien
	nine eight	negen acht
	nine one five	negen één vijf
	nine hundred (900)	negenhonderd
	the duckling	het eendje
	more than two years	meer dan twee jaar
	the room	de kamer
	in the room	in de kamer
	my children	mijn kinderen
	They are children.	Ze zijn kinderen.
	Does she have any children?	Heeft ze kinderen?
	I don’t have any children.	Ik heb geen kinderen.
	Where are the children?	Waar zijn de kinderen?
	She has two children.	Ze heeft twee kinderen.
	She has no children.	Ze heeft geen kinderen.
	These are my children.	Dit zijn mijn kinderen.