Nouns 183 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the smartphone	de smartphone
	the defender	de verdediger
	the princesses	de prinsessen
	the nonsense	de dwaasheden
	the elder trees	de vlierbomen
	the table-cloth	het tafellaken
	goalkeeper	doelverdediger
	It’s a classroom.	Het is een klaslokaal.
	He walks to the classroom.	Hij loopt naar het klaslokaal.
	An expert is speaking.	Er is een deskundige aan het woord.
	The awarding of the medal was a great honour.	De toekenning van de medaille was een grote eer.
	How many students are there in the classroom?	Hoeveel leerlingen zitten er in het klaslokaal?
	I don’t have enough money to buy the latest smartphone.	Ik heb niet genoeg geld om de laatste smartphone te kopen.
	There were enough princesses; but he could not find out if they were real princesses.	Prinsessen waren er genoeg; maar of het echte prinsessen waren, kon hij niet te weten komen.