Nouns 181 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the campaign	de campagne
	the intern	de stagiair
	the refrigerator	de koelkast
	the pet	het huisdier
	their pet	hun huisdier
	the quarter	het kwartier
	the difference	het verschil
	a refrigerator	een koelkast
	I think a quarter of an hour.	Ik denk een kwartier.
	The refrigerator is open.	De koelkast staat open.
	We import coffee from Brazil.	Wij voeren koffie in uit Brazilië.
	I was born in February.	Ik ben geboren in februari.
	My career started as an intern.	Mijn loopbaan begon als stagiair.
	Even a child is able to recognize the difference.	Zelfs een kind is in staat om het verschil te erkennen.