Nouns 18 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	What do you have Sir?	Wat hebt u, meneer?
	the whole system	het hele systeem
	Where are you Sir?	Waar bent u meneer?
	I’m going to the office.	Ik ga naar kantoor.
	the new system	het nieuw systeem
	Where are we Sir?	Waar zijn we, meneer?
	Where is his office?	Waar is zijn kantoor?
	It’s a good policy.	Het is een goed beleid.
	Are you in favor of their policy?	Ben je voor hun beleid?
	Here’s the room, Sir.	Dit is de kamer, meneer.
	See you tomorrow in the office.	Tot morgen op kantoor.
	Here is the book sir	Hier is het boek meneer
	the number one in the world	de nummer één van de wereld
	the number two in the world	de nummer twee van de wereld
	Do you have news from your brother?	Heb je nieuws van je broer?
	I hope you have some news.	Ik hoop dat je nieuws hebt.
	Do you have news from your father?	Heb je nieuws van je vader?
	Do you have news from your friend?	Heb je nieuws van je vriend?
	Do you have news from your mother?	Heb je nieuws van je moeder?
	Here is the restaurant sir.	Hier is het restaurant, meneer.