Nouns 171 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the voices	de stemmen
	the nights	de nachten
	the spots	de plekken
	the shells	de schalen
	the meal-tub	de meelton
	the beaks	de snavels
	the pencil	het potlood
	the cabinet	het kabinet
	the rascal	het ondeugd
	He has pimples.	Hij heeft puisten.
	I will stay for four nights.	Ik blijf vier nachten.
	Tom never has a pencil with him.	Tom heeft nooit een potlood bij zich.
	I have a few pimples on my face.	Ik heb een paar puisten op mijn gezicht.
	She took the pencil and started writing.	Ze nam het potlood en begon te schrijven.
	They all look exactly like their father; but that rascal doesn’t even come to visit me.	Zij lijken allemaal precies op hun vader; maar die ondeugd komt mij niet eens bezoeken.