Nouns 117 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the disease	de kwaal
	the pub	de kroeg
	the lion	de leeuw
	the violin	de viool
	the circle	de kring
	and Peter	en Peter
	a bullet	een kogel
	a dinner	een diner
	weather gods	weergoden
	Christmas dinner	kerstdiner
	thrift stores	kringwinkels
	in the middle of the circle	midden in de kring
	for lunch and dinner	voor lunch en diner
	Peter is eating some bread.	Peter eet wat brood.
	Her brother is called Peter.	Haar broer heet Peter.
	a bullet to the heart	een kogel in de hartstreek
	a pub, a lady on a bike	een kroeg, een juffrouw op de fiets
	I have a brother who is called Peter.	Ik heb een broer die Peter heet.
	The violin, the piano, and the harp are musical instruments.	De viool, de piano en de harp zijn muziekinstrumenten.
	On Saturday evening he goes to his favorite pub.	Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.