Ik vind dat leuk.
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
Ik denk niet dat je moeder hem leuk vindt.
Ik vond Tom heel leuk.
Ik vond het leuk wat je zei.
Ik vind het leuk om problemen op te lossen.
Het was leuk in Boston.
Dit is het soort muziek dat ik leuk vind.
Dat is niet leuk; het is saai.
Ik vind de winkel niet leuk.
Ze vinden me niet leuk.