"necessary; required" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I need a cold shower.	Ik heb een koude douche nodig.
	I urgently need help.	Ik heb dringend hulp nodig.
	I need some batteries.	Ik heb wat batterijen nodig.
	I need a toothbrush.	Ik heb een tandenborstel nodig.
	I need three carrots.	Ik heb drie wortels nodig.
	Everyone needs at least one close friend.	Iedereen heeft minstens één goede vriend nodig.
	I need insulin.	Ik heb insuline nodig.
	I need some shampoo.	Ik heb wat shampoo nodig.
	I need some tampons.	Ik heb wat tampons nodig.
	I need a postcard.	Ik heb een postkaart nodig.
	I need a pain reliever.	Ik heb een pijnstiller nodig.
	I need a cold medicine.	Ik heb hoestsiroop nodig.
	I need a little piece of cardboard.	Ik heb een klein stuk karton nodig.
	The crops need rain.	De gewassen hebben regen nodig.
	The school needs a pick-me-up.	De school heeft een oppepper nodig.
	He turned his back on me when I needed him most.	Hij keerde me de rug toe wanneer ik hem het meeste nodig had.
	A lot of people need help from a psychologist.	Heel veel mensen hebben hulp van een psycholoog nodig.
	Yanni tried to convince Skura that she needed help.	Yanni probeerde Skura te overtuigen dat ze hulp nodig had.