Dat is mijn hond.
Dat was het hoogtepunt van mijn dag.
Dat was niet mijn bedoeling.
Dat was mijn werk.
Dat was mijn afdeling.
Ze reageerde niet meer op mijn berichten.
Ga eens in mijn schoenen staan.
Kunt u mijn kamer schoonmaken.
Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.
Niets zal mijn kwaadaardig plan dwarsbomen.
Neen, Maria is niet mijn stiefzuster, zij is mijn halfzuster.
mijn vrouw
mijn vocabulaire is beperkt
mijn zoon
mijn oprechte medeleven
Mijn ouders willen scheiden.
De naam van mijn oudste zoon is Tom.
De naam van mijn oudste dochter is Mary.
Mijn nek doet pijn.
Mijn naam is Petrus.