Mijn voet is zo dik dat hij niet meer in mijn schoen past.
mijn vocabulaire is beperkt
Mijn vader heeft als hobby het kweken van rozen.
Mijn ouders willen scheiden.
mijn oprechte medeleven
Mijn nek doet pijn.
Mijn naam is Petrus.
Mijn naam is Maria.
Mijn moeder staat in de keuken.
Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
Mijn koffie is koud.
Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
mijn kinderen
Mijn kind moet hoesten.
Mijn kind is ziek.
Mijn kind heeft honger.
Mijn kat is gelukkig.
Mijn huis is oud en lelijk.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.