Het is niet mijn paraplu.
Heeft u dit in mijn maat?
Gelukkig is Tom mijn baas niet.
Geef me mijn ring terug.
Geef hun mijn nummer.
Ga eens in mijn schoenen staan.
Er zit een knoop in mijn schoenveter.
Een vogel zingt onophoudelijk op mijn balkon.
Dit is mijn zus.
Dit is mijn vrouw.
Dit is mijn moeder.
Dit is mijn man.
Dit is mijn broer.
Dit is een foto van mijn school.
De sleutels liggen op mijn bureau.
De naam van mijn oudste zoon is Tom.
De naam van mijn oudste dochter is Mary.
De meeste van mijn vrienden zijn nog steeds vrijgezel.
Dat was niet mijn bedoeling.
Dat was mijn werk.