mijn dochter
Mijn fout!
Mijn hart ging echt immens tekeer.
Mijn hart trilt van vreugde.
Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
Mijn huis is oud en lelijk.
Mijn kat is gelukkig.
Mijn kind heeft honger.
Mijn kind is ziek.
Mijn kind moet hoesten.
mijn kinderen
Mijn kinderen houden erg van het verhaal van Sneeuwwitje.
Mijn koffie is koud.
Mijn moeder kwam terug van de winkel.
Mijn moeder probeerde het paar te verzoenen.
Mijn moeder staat in de keuken.
Mijn naam is Maria.
Mijn naam is Petrus.
Mijn nek doet pijn.
mijn oprechte medeleven