Dat zou je moeten weten.
Het enige wat je zou moeten doen is wachten.
Ik had dat niet moeten eten.
Ik had niet moeten bellen.
Ik had niet zo boos moeten worden.
Ik zal dit moeten melden.
Je had eerder moeten opstaan.
Je had me je moeten laten helpen.
Lijn twaalf komt pas over een half uur, maar lijn vijf zou hier over drie minuten moeten zijn.
Tom had Maria moeten beschermen.
Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
“Kijk eens! Nu moeten wij nog het aanhangsel krijgen, alsof wij al niet talrijk genoeg waren! En foei! wat ziet dat ene eendje er uit! Dat willen wij hier niet hebben!”