Musical Instruments Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the piano	de piano
	She plays the piano.	Zij speelt piano.
	I can’t play the piano.	Ik speel geen piano.
	I do not play the piano.	Ik speel geen piano.
	I like to play the piano.	Ik speel graag piano.
	the instrument	het instrument
	the instruments	de instrumenten
	musical instrument	muziekinstrument
	percussion instruments	slaginstrumenten
	musical instruments	muziekinstrumenten
	the guitar	de gitaar
	She plays the guitar.	Ze speelt gitaar.
	the harp	de harp
	the violin	de viool
	his harp	zijn harp
	string instrument	snaarinstrument
	Mary plays the harp.	Mary speelt de harp.
	The violin, the piano, and the harp are musical instruments.	De viool, de piano en de harp zijn muziekinstrumenten.
	The violin is a string instrument with four strings.	De viool is een snaarinstrument met vier snaren.
	the trumpet	de trompet