Months of the year 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	forty-six years old	zesenveertig jaar oud
	I’m 46 years old.	Ik ben 46 jaar oud.
	fifty years old	vijftig jaar oud
	I am fifty years old.	Ik ben vijftig jaar oud.
	It has been open for two years now.	Het is nu twee jaar open.
	New Year’s Day	nieuwjaarsdag
	a few years	een paar jaar
	It was the last evening of the year.	Het was de laatste avond van het jaar.
	I made a lot of new friends this year.	Ik heb dit jaar veel nieuwe vrienden gemaakt.
	a year ago	een jaar geleden
	three times a year	drie keer per jaar
	I’ve been living in the Netherlands for three years.	Ik woon al drie jaar in Nederland.
	one year later	één jaar later
	the months	de maanden
	for months	maandenlang
	six months ago	zes maanden geleden
	four months ago	vier maanden geleden
	two months ago	twee maanden geleden
	What are the months of the year?	Wat zijn de maanden van het jaar?
	Tom was born three months after Mary.	Tom is drie maanden na Mary geboren.