te bellen
de waarde
de zinnen
meerwaarde
hoofdzinnen
betaalbewijs
betaalopdracht
Ja, ik spreek Engels.
Ik ga Tom straks bellen.
Hiervoor betaal ik niet.
Ik had niet moeten bellen.
met de deur in huis vallen
Ik spreek een beetje Frans.
Ik spreek geen Nederlands.
Er is altijd iets gaande hier.
We moeten het nu gaande houden.
Moet je de politie niet bellen?
Ik spreek niet zo goed Nederlands.
Wat is hier in hemelsnaam gaande?
«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.