Miscellaneous 28 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	we had	We hadden
	I did it for the money.	Ik deed het voor het geld.
	What were you talking about? (you plural)	Waar hadden jullie het over?
	to eat (long form)	te eten
	I want to eat.	Ik wil eten.
	to want (long form)	te willen
	would like	zou willen
	What do you want to eat?	Wat wil je eten?
	You must eat well.	Je moet goed eten.
	He opened the door.	Hij deed de deur open.
	I shouldn’t have eaten that.	Ik had dat niet moeten eten.
	Who would you recommend?	Wie zou je aanbevelen?
	Can you recommend anything?	Kan je iets aanbevelen?
	It’s not important.	Het is niet belangrijk.
	Education is important.	Onderwijs is belangrijk.
	You said that it was important.	Je zei dat dat belangrijk was.
	I would like to see that.	Ik zou dat wel eens willen zien.
	I would like to see her every day.	Ik zou haar elke dag willen zien.
	I can recommend this book to you.	Ik kan je dit boek aanbevelen.
	I think that’s very important.	Ik denk dat dat heel belangrijk is.