"know" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	How do you know Tom?	Hoe ken je Tom?
	No, I don’t know the lesson.	Nee, ik ken de les niet.
	Do you know Tom by any chance?	Ken je Tom toevallig?
	I don’t know those people over there.	Die mensen daar ken ik niet.
	Do you know anybody who works in that building?	Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?
	I don’t know the sentence.	Ik ken de zin niet.
	I don’t know her age.	Ik ken haar leeftijd niet.
	The little green owl has the best language school I know.	De kleine groene uil heeft de beste talenschool die ik ken.
	I know three of the people in this picture.	Ik ken drie van de mensen in de foto.
	I know him better than anyone else does.	Ik ken hem beter dan wie dan ook.
	I know my daughter better than anybody else.	Ik ken mijn dochter beter dan wie dan ook.
	Every adult I know drinks beer.	Elke volwassene die ik ken drinkt bier.
	who is the cleverest creature I know	die is het verstandigste schepsel, dat ik ken