Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?
De Franse president weet de vragen over zijn liefdesleven vakkundig te ontwijken.
dit dorp, ik weet nog hoe het was
Hij weet alles.
Hoe weet je welke kwast of penseel je moet gebruiken?
Ik weet alles.
Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.
Ik weet dat je ons niet vertrouwd.
Ik weet dat je weer verdwijnt als het lucifertje uitgaat.
Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.
Ik weet dat Tom een slager is.
Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.
Ik weet het antwoord al.
Ik weet het niet.
Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
Ik weet nog steeds niet hoe dat is gebeurd.
Ik weet wat ze gaan doen.
