Jobs 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the wage	het loon
	a job	een baan
	What is your job?	Wat is jouw baan?
	How’s the job?	Hoe bevalt je baan?
	I need this job.	Ik heb deze baan nodig.
	Does he like his new job?	Bevalt zijn nieuwe baan?
	a career	een loopbaan
	the leader	de leider
	team leader	teamleider
	market leader	marktleider
	the vacancy	de vacature
	the queen	de koningin
	the lawyer	de advocaat
	a queen	een koningin
	There is a vacancy.	Er is een vacature.
	the end of your career	het einde van je loopbaan
	The vacancy is open.	De vacature staat open.
	thought the old queen	dacht de oude koningin
	business owner	bedrijfsleider
	I want to talk to a lawyer.	Ik wil een advocaat spreken.