de boom
groene boom
het park
naar het park gaan
Ik zie Tom vaak in het park.
de tak
Ik neem elke avond een bad.
de bloemen
Yanni nam de bloemen en ging.
boomslang
een blad van een boom
de heg
perenboom
Neem wat pizza.
boerenbloemen
met boerenbloemen en een heg
Die man daar is dezelfde man die ik gisteren namiddag in het park zag.
boomstronk
de vlierboom
de vlierbomen