Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
Ik vond de test lastig.
Ik snap het.
Ik heb gisteren een brief van Tom ontvangen.
Ik kweek tomaten.
Ik wist niet dat Mary jouw dochter was.
Ik wist niet dat Mary jouw kleindochter was.
Ik wist niet dat Mary jouw vrouw was.
Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.
Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
ik moest
Ik haat scheikunde.
Ik haat dit.
ik heb
Ik heb een boek.
Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
Ik heb een kat.
Ik moet hoesten.
Ik heb een hond.
Ik heb koorts.